Al laat het kwaad zich moeilijk met louter woorden stuiten, soms maakt een groot betoog het verschil. Zo voorkwam de romeinse politicus en schrijver Cicero met een legendarische speech in de ochtend van 7 november 64 v. Chr. een staatsgreep van een club samenzweerders onder leiding van Lucius Sergius Catalina. In zijn rede doet hij een bewogen moreel appèl op de toehorende senatoren én op Catalina, die hij ontmaskert. Cicero’s woorden brengen een ommekeer teweeg.
Frans Timmermans zal zich niet snel vergelijken met Cicero, denk ik, maar zijn woorden gisteravond in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties waren van Ciceroniaans kaliber. Het was hard, bewogen en raak: hij deed veel mensen recht. Wat zou Willem Witteveen er met zijn liefde voor de retorica van hebben genoten.
Uit: de inleiding van de eerste rede van Marcus Tullius Cicero op 7 november 64 v. Chr.
‘Quousque tandem abutere, Catilina, patientia nostra? Quam diu etiam furor iste tuus nos eludet? Quem ad finem sese effrenata iactabit audacia?
Hoelang nog in ‘s hemelsnaam, Catilina, zal je ons geduld misbruiken? Hoelang nog zal die razernij van jou met ons de draak steken? Tot welk uiterste zal jouw lef zich grenzeloos roeren? (ofwel) Hoelang nog zal jouw grenzeloze lef zich roeren?