PAK(44)

10313374_1473823159518101_636618479763406172_nDe Tweede wereldoorlog klopte overal aan in Nederland, maar kwam niet overal binnen. Voor mijn vader, zo’n jaar of acht in 1944, vloog die vooral over. Engelse en Amerikaanse vliegtuigen die de spoorlijn tussen Breda, Roosendaal en Antwerpen beschoten en bombardeerden. Samen met zijn twee jaar jongere broer Toon klom hij ’s nachts op het gewelfde dak van de boerderij aan de Lage Donk (in Etten) om er het spektakelvuurwerk te bekijken. Op de eerste rang hoorden ze de motoren van de Spitfires en Mosquitos janken in hun duikvlucht, zagen ze de zoeklichten tegen de donkere hemel vegen en de streepsalvo’s lichtspoormunitie die het luchtafweergeschut afvuurde. Een schitterend spektakel. Zoiets hadden ze nog nooit gezien en ze zaten er op zijn hoogst twee kilometer vandaan. Tot in hun buik voelden ze de inslaande bommen in de koele augustusnacht. Het was voor het eerst dat ze direct iets van die oorlog merkten, want verder was het vooral een oorlog uit de tweede hand geweest.1795727_1473825462851204_3981110812008367278_n

Tuurlijk. Er was wat minder van alles, maar er was altijd al niet zoveel geweest. Op een grotendeels zelfvoorzienende boerderij aan de rand van Etten-Leur, half weggedoken in de polder onder Breda, merkte je er niet zoveel van dat de wereld in brand stond. Die wereld was klein, en werd ook klein gehouden. Een preek van de pastoor over de moeilijke tijden en de slachtoffers van de oorlog (alles een beetje voorzichtig natuurlijk, want ‘Feind hört mit’, ook in de kerkbanken). Alle nieuws kwam via-via, want kranten of tijdschriften lazen ze nauwelijks. Wat mijn grootouders wisten, hoorden ze uit de buurt, van winkeliers en colporteurs. Tegenstrijdige berichten over een wereld die vooral veraf leek. En van dat beetje wat ze wisten, vertelden ze de kinderen liever niets. Er waren al genoeg zorgen met die net geboren tweeling. Ze waren ziek, kregen soms ’s nachts een epileptische aanval. Akelig. Heel akelig. Dat hielden ze allemaal liever weg bij de andere vijf, nog jonge kinderen.

Natuurlijk kregen ze ervan langs, mijn vader en zijn broer, toen ze hun dakavontuur bekenden, maar toch ook weer niet al te erg. Ze vertelden in geuren en kleuren, en iedereen luisterde. Alsof het een Polygoon journaal was dat ze hadden bekeken. Dat die vliegtuigen de trein uiteindelijk toch geraakt hadden. Dat die in de brand vloog, maar wel door bleef rijden.

Die Tweede wereldoorlog gleed langs. In het geheugen van mijn vader –  de bron waaruit ikimagesCAMV2T90 die periode leerde kennen – was het niet meer dan een voetafdruk op het strand. Af en toe reed er een vrachtwagen met Duitsers over de Ettense markt, of een colonne met een paar stuks geschut. Het liet nauwelijks sporen na bij hem. Ze waren te jong om van de Arbeidseinsatz te hoeven duchten. Te weinig welvarend waarschijnlijk om te lijden onder invordering, en voor zover er al gevorderd werd, maakte het te weinig indruk om te beklijven. Nee, dat spektakel van die beschietingen en bominslagen naast het spoor, dat herinnerden ze zich dertig jaar later nog wel. Dat kwam boven als er met een moorkop op schoot verhalen werden verteld over de oorlog.

Bij mijn moeder thuis – die hemelsbreed veertien kilometer zuidoostelijker woonde – lag het iets anders, maar toch niet veel. Bij haar thuis (familie Sprenkels) werden in 1944 Duitsers ingekwartierd. Soldaten die een paar nachten bleven slapen. Jonge mannen, 1608-000461ventjes eigenlijk, die ’s avonds op een accordeon speelden en vooral heimwee hadden. Ze namen wel het paard mee. Dat was een slag, want dat beest hadden ze nodig om het land te bewerken. En – o, ja – er was een Engelse parachutist geland, al ergens in 1943. Een geheimzinnige affaire, want opa Sprenkels vertelde er niemand over. De parachute had hij diep in het land begraven, en daarmee was de kous af. Pas na de oorlog gaf die – zonder enige verdere uitleg – mijn oma een enorme lap parachutezijde. Tot ver in de jaren vijftig droeg de familie Sprenkels ondergoed van de allerfijnste kwaliteit. Wat overbleef van de lap verkochten ze. Hadden ze toch nog wat terug voor dat paard.

Ze vertelden er ook over alsof ze er geen deel van hadden uitgemaakt, alsof ze toeschouwers waren op een tribune, alsof ze met zijn allen op dat dak hadden gezeten. Ook – of eigenlijk vooral –  mijn opa Voermans besprak de oorlog als een zaak van anderen. De zoveelste vergeefse poging van de geschiedenis om zich te mengen met de wisseling van seizoenen, de eeuwige cyclus van zaaien en oogsten, de gang van het leven. Eigentijdse historische gebeurtenissen maakten weinig indruk op hem. Zo haalde hij zijn schouders op bij de maanlanding, waarvan hij vermoedde dat het studio-opnamen waren. Misschien deed ie dat omdat hij een diep, intuïtief begrip  voor de grote gang van de geschiedenis had, misschien ook omdat het hem gewoon niet interesseerde. Wat er ook van zij, met een stug volgehouden historisch autisme, wekte hij de indruk dat bezetting en bevrijding – waarover ik als kind zo graag uit de eerste hand wilde horen – ergens anders hadden plaatsgevonden. En dat terwijl de gebeurtenissen zelf dicht genoeg bij waren geweest…

Het verhaal werd van teveel kanten bevestigd om een fabeltje te kunnen zijn. Keer op keer werd het verteld tijdens verjaardagen.  Aangelengd, opgesmukt en overdreven, maar de kern van de gebeurtenissen bleef constant. Het moet zo – denk ik – wel ongeveer echt zijn gebeurd.

Ergens in het late najaar van datzelfde 1944. Een artilleriecompagnie van de Wehrmacht steekt zo rond een uur of elf in de ochtend met een aantal gepantserde rupsvoertuigen de weg op de Lage Donk over, de velden in. Ze rijden dwars door de Hoge Akker, achter langs Dillekes, richting het spoor. Een opmerkelijk tafereel dat mijn opa en zijn oudste kinderen – die net aan het aardappelrooien zijn –  op een afstandje bekijken. De Duitsers rijden met hun materieel dwars door de velden, maar doen dat wel ordelijk. Ze gebruiken de dammen en doen netjes de hekken en de sloppen open en dicht om zo in positie te komen.

“Wehrmacht,” zegt Nort, mijn opa’s zwager, die er ook bij is. En omdat Nort-oom alwetend is, en zelf heeft gediend in het leger (net na De Grote Oorlog), weet iedereen op het veld dat dat dus ook zo is. Ze zijn maar met een handje vol soldaten, de Duitsers. Slungelige types die moeizaam over de zware natte grond voortbewegen. Je kunt zelfs op zo’n grote afstand zien dat hun uniformen te groot zijn. Jonge gastjes, die allemachtig veel moeite hebben het kanon dat ze meevoeren van het pantserrupsvoertuig los te koppelen en op de goeie plek te krijgen. Met zijn zevenen hijsen en trekken ze aan de boom van het affuit, totdat de loop imagesCA7Q1QXQvan het spoor af wijst. In een hoek van zowat 35 graden, de vuurmond gericht op de lege hemel boven Hoeven.

“Wat zouden ze d’r mee doen?” vraagt mijn grootvader, die volgens het vernederende bijnamenregister van het dorp niet Willem maar Willeke werd genoemd.

“Volgens mij komen ze dichterbij,” zegt Nort, daarmee doelend op de geallieerden.

“Want dat is geen luchtafweergeschut, maar gewoon een kanon om mee op de pantserdivisies van de Amerikanen te schieten. Die zijn vlakbij…”

“Kunnen ze dat niet ergens anders zetten?”

“Wat?”

“Dat kanon.”

Nort-oom spuugt misprijzend een kwieter pruimtabak voor zich uit.

“In een oorlog wordt niks gevraagd.”

Enfin. Ze kijken de bedrijvigheid nog een beetje aan, maar gaan dan weer aan het werk. Er zit regen aan te komen en die aardappels moeten uit de grond. Als de poldergrond te nat wordt, kan je het wel vergeten. Af en toe gooien ze een aardappel naar elkaar. Vrolijk gekwetter. Als ze het in de verte in Etten in de Lambertuskerk twaalf horen luiden, gaan ze op huis  aan om te eten.

Er wordt – zo lang ik me weet te herinneren – altijd om een tweede schepje van mijn oma’s groentesoep gevraagd. Heerlijk is die. Zelfs in deze moeilijke tijden zitten daar nog zelf gedraaide soepballetjes in. Iedereen lepelt en uit mijn vaders achtjarige mondhoek bungelt een sliertje vermicelli als er ineens een enorme klap weerklinkt. Er breekt glas en eventjes zijn ze met zijn allen verdoofd. Letterlijk, want een moment lang kunnen ze niks meer horen. De meisjes beginnen te huilen. Oma rent naar boven. Naar de tweeling die daar ligt te slapen, naar het geluid van het brekende glas. Opa rent achter haar aan. Mijn vader staat dan al buiten met zijn broer, uit te kijken over de velden in de richting van de klap. Ziet nog net dat er een pluim zwartgrijze rook uit de loop van het kanon daar bij het spoor verwaait. Het 75 mm Panzer Abwehr Kanone, de PAK (44), is afgevuurd. Wat een herrie voor een projectiel van niet meer dan zeveneneenhalve centimeter. Mijn vader kijkt gefascineerd toe hoe ze het geschut terug in positie kruien. Net dan komt Nort-oom met een rooie kop langs hem heen stormen en vliegt naar binnen. Opgewonden stemmen, de mannen vloeken, mijn oma huilt hees.

“Er ligt glas in de bedjes van de jongens…Zulke scherven….Ze hadden wel.. Ze hadden…” Ze komt niet meer uit haar woorden.

“Bij ons is het voorhuis zo van de stal gescheurd,” legt Nort-oom uit en hij wijst naar het ouderlijke huis van mijn opa, dat zo’n zestig meter verder op aan de straat ligt. En verdomd, je ziet van hier af de scheur zitten.

“Nog zo’n klap en het voorhuis zakt in mekaar. De bouw is bijna honderd jaar oud. Die houdt dat niet.”

Ze kijken elkaar een keer aan, zeggen geen woord, maar lopen zo het land in, richting van de Duitse compagnie. Een minuut of wat, kruipend over de prikkeldraad, plompverloren springend over sloten met hun logge klompen, en dan zijn ze er. Vanaf de boerderij is niet te volgen wat ze zeggen tegen de kanonniers. Van de hele groep van vanmorgen zijn nog maar een stuk of drie soldaten over.

“Broekies,” volgens Nort-oom, “Mannekes van een jaar of zestien, zeventien, nog nat achter hun oren.”

Mijn vader herinnert zich het tafereel dat zich ontvouwt als volgt: eerst is er een soort gesprek, opgewonden, iedereen wijst en gebaart met de armen en handen. Mijn opa en zijn zwager maken veel misbaar, en die jongens met hun wiebelige helmen en te grote laarzen staan maar wat te kijken. Op afstand is te zien dat ze elkaar niet verstaan, niet begrijpen. Een van de slungels haalt zijn schouders op, en de andere twee maken aanstalten verder te gaan met de voorbereiding van een tweede schot. Mijn grootvader wordt nog kwaaier valt uit zijn bewegingen te lezen (hij heeft een legendarisch temperament) en ineens loopt hij naar het affuit en begint er aan te trekken. Een van die soldaten grijpt in. Trekt hem bij zijn schouder weg. Dan komt Nort-oom er tussen. Die wijst nog eens met een beschuldigende vinger naar zijn bijna gehalveerde boerderij en pakt dan ook de boom van het affuit vast. Met zijn tweeën geven ze de hele PAK 44 een halve draai en beginnen er dan gezamenlijk aan te sjorren. Het hele geval begint te bewegen en na wat gekrui, slepen ze het mee in noordelijke richting, weg van de twee boerderijen. De drie soldatenknullen kijken elkaar aan, lijken niet te weten wat ze moeten doen. Een neemt zijn geweer in de aanslag en richt op opa en Nort-oom, maar een tweede duwt de loop ervan imagesCA1QU2EUnaar beneden en gooit met zijn hoofd in de richting van de boeren die als een paar trekpaarden het kanon verrijden. Een beetje gedwee sjokken de andere jongens er dan maar achteraan. Er helpt er zelfs een met duwen. Uiteindelijk verplaatsen ze het hele ding een paar honderd meter. Nort en opa draaien het ding met de loop in de gewenste westelijke richting en gaan dan, zoals ze zelf zeggen, zonder verder een woord met die mannen te wisselen naar huis. Het kanon heeft niet een keer meer geschoten.

Dat verhaal kan niet waar zijn, heb ik al van heel veel mensen te horen gekregen. Echte onzin. Een burger die het waagde om in de buurt van stellingen of geschut te komen, die er ook maar naar durfde te wijzen, werd zonder pardon geëxecuteerd. Dat waren de orders. Zulke op het oog onschuldige boerenlui konden immers wel partizanen zijn. En vooral jonge, bange Duitsers – met de Amerikanen in aantocht – zouden niet geaarzeld hebben.

‘Urban myth’, ‘Fabeltje’.

Tja, zeker weten doe ik het ook allemaal niet. Ik was er niet bij. Maar zo is het mij verteld, dus zo is het voor mij gebeurd.

About wimvoermans

Meer nog te vinden op http://www.wimvoermans.nl/ en op facebook http://www.facebook.com/wim.voermans.58
This entry was posted in Familie, Persoonlijk and tagged , , , , , , , , , , , , , . Bookmark the permalink.

2 Responses to PAK(44)

  1. Pingback: PAK(44) | Wim Voermans – Stukjes

  2. Cornelis Marinus Kerstens says:

    Beste Wim, Kijk eens op het BHIC, Het Geheugen van Brabant onder Etten-Leur. Hier staat nu een artikel over het bombardement op een BBA-bus waarbij 15 personen om het leven kwamen, waaronder het genoemde meisje dat op het distributiekantoor in Etten werkte. In dit artikel is een link naar dit artikel over je vader. De bus werd op 1 september 1944 gebombardeerd. Dus jouw verhaal speelde zich op dezelfde dag af. Vriendelijke groet, Cor Kerstens, Etten-Leur

Leave a comment

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.