Op drift

‘Du sollst nicht zeuren und netjes dein Bord aufessen.’ Zo ongeveer is het mij net als veel van mijn generatiegenoten bijgebracht. Daarmee zijn wij van de volle melk, Bums-joris_3pinterBEWERKTboterham en spruitjes voorgoed ongeschikt als gastronoom, connaisseur of gourmand. Levenslang veroordeeld om eten liefdeloos als voedsel te ervaren.

Er zijn erger dingen tuurlijk, maar nu er zoveel en duur zakelijk wordt gedineerd, is het wel lastig qua uit-eten je houding te bepalen. Hoe moet je je dan gedragen in een chique restaurant als je eigenlijk, net als ik, niet eens snapt waar Gordon Ramsey zich druk om maakt?

Het is 18.30 in een middelgrote universiteitsstad in Zuid-Holland als ik met wat collega’s binnenstap in een restaurant waar we wel vaker komen. Het ligt dicht bij ons kantoor. Dat is wel zo gemakkelijk. We zijn met acht en hebben ook een buitenlandse gast bij ons. Die heeft een lezing gegeven en was een tijd gastmedewerker. Al zijn we dan niet zo dineerderig,  hem fuiven is toch wel het minste wat we kunnen doen. Vrolijk kwebbelend in een soort van Engels rollen we binnen in de uitspanning waarvan ik de naam niet noem omdat ik een geweldige hekel heb aan websites als ‘dinnersite’, ‘eetnu’, ‘smulweb’, ‘specialbite.nl’ (etc.). Sites waarop kleingeestige sluipmoordenaars klagen over het hintje lichaamsgeur van de juffrouw van de bediening, of over de Vlierbessen-Kefir-hangop-sabayonne-met-venkel, die te weinig ‘bite’ had. Dat soort flauwekul. En meestal afkomstig van het soort lui dat eigenlijk van de patat-oorlog en bitterballen-bier is, maar eenmaal in een chic restaurant zich tijdens het voorgerecht een stuk in hun kraag drinkt, grof wordt tegen de bediening, de entrecote in twee happen naar binnen werkt en vervolgens alleen een fooi geeft als ze er zeker van zijn dat de hele zaak het kan zien. Om daarna de andere dag ondannaamdsgagdalooskbaar de kater van niet-snappen en miskenning als braaksel weg te schrijven op de zolderkamer, het ongenoegen weg te kieperen in hun laptopriool, waardoor ze ook de rest van hun ongelukkige leven weg proberen te spoelen.

We horen nog net de klok van de Pieterskerk slaan bij het binnengaan.

‘Goedenavond,’ verwelkomt de gerant ons. Voor iedereen moet de deur apart open worden gedaan. Een beetje omslachtig dat wel, maar het voorkomt dat zomaar iedereen hier binnenloopt. Jazeker, dit is wel een beetje het betere soort restaurant. Dat moet gezegd. Maar er hangt wel penetrante verfgeur in de foyer.

‘Het ruikt naar verf…,’ merk ik in een aanval van verantwoordelijkheidszin op als ik iedereen een beetje met de neus zie snuffelen.

´We zijn aan het schilderen,…´ antwoordt de gerant. Ja, natuurlijk…dat spreekt.

We worden naar onze tafel begeleid. Dan volgen de rituelen. Brood en wijn en de kaart en praten, praten over het werk en het vak.

Intermezzo (gedachten bij het bekijken van de menukaart)

Ik heb een uitgesproken hekel aan uit-eten-van-de-zaak. Dat ligt niet aan de mensen waar ik mee ben (meestal ontzettend aardig, geestig en onderhoudend) en ook niet aan de restaurants (gemiddeld genomen goed). Wat me stoort is, doordat er meestal nog van alles besproken en beslist moet worden tijdens het diner, de gerechten zelf een bijzaak worden. Zonder enige aandacht knagen we onder het geanimeerde en voortdurende gesprek de meest exclusieve gerechten weg. In veel gevallen weet ik aan het eind van de avond al niet meer wat ik gegeten heb. Achteloos verorberd. Jammer en respectloos voor het dier dat er zijn leven voor liet, de kok die er zijn best voor deed en de mensen die de aankleding verzorgden. En het is meestal ook nog relatief duur. Maar ja, wat moet je anders?

imagesCASFJ32LKiezen, kiezen…ook dat doe ik liever niet. Uiteindelijk ga ik dan maar voor de ingewikkelde rauwe tonijn met schuimdinges en vis-parafernalia-variaties enzo. En daarna dan de Veluwse kip als hoofdgerecht. De Duitse collega vraagt nog naar die Veluwse kip. Is dat een specialiteit? Ik probeer zo goed en kwaad als ik kan uit te leggen dat we in Nederland inderdaad heel speciale kippenrassen hebben, zoals dat van de vermaarde Barnevelder kip. Maar dat alhoewel Barneveld aan de rand van de Veluwe ligt, er toch niet in ligt (Barneveld ligt in de Gelderse vallei). En dat ik dus, ornithologisch, geen uitsluitsel kan geven over het ras van de ‘Veluwse kip’. Waarna ik  door hem op een lange uiteenzetting wordt getrakteerd over Duitse kippenrassen waar ik – zelfs als kind van een kippenboer – geen touw aan vast kan knopen.

De avond ontrolt zich, zoals gezellige avonden dat doen, al zijn er kleine barstjes in het kwebbelgeluk. Die verf dus. Die blijf je maar ruiken. Nu heb ik, omdat ik cola-light en water drink, daar niet zo’n last van maar bij de anderen verpest de prikkende terpentinewalm toch de smaak van de wijn. En dan die ingewikkelde tonijn. Die wordt opgediend op een soort bord van leisteen. Kèk hoor, dat zeker, maar je proeft, omdat de zalm carpaccio is gesneden, eigenlijk vooral steen of leem. Omdat we ongeveer allemaal hetzelfde hebben genomen, worden er veelbetekenende en hulpeloze blikken de tafel rondgestuurd. Onze Duitse gast met de appelwangen bijt er zich zonder mopperen doorheen. Dan komt de kip. Mijn Duitse buurman kijkt mij verwachtingsvol aan: de Nederlandse specialiteit door de gastheer aanbevolen. Dat gaat wat worden! Nou ja, wat zal ik ervan zeggen? Je kon inderdaad heel goed merken dat de kip van de Veluwe was……..komen lopen.imagsdagzfgaes

Een beetje ongemakkelijk braken we die avond op. Eerder dan we van plan waren. Het was leuk, maar toch. En dan die rekening. Tja, mmmm.., wat te doen? Ik weet dat nooit op zo’n moment. Klagen? Zaniken over die verflucht, de betontonijn en die taaie kip, en zo alsnog de sfeer bederven, maar wel even aan iedereen laten zien dat je denkt dat je weet hoe het moet? Of laf je mond houden en later de internetdolk in de rug zetten van het etablissement? En dat het restaurant en de goede arme mensen die daar werken, net omdat ze net die ene dag pech hebben, veel klanten verliezen en –  als in de restaurantsketch van Monty Python (https://www.youtube.com/watch?v=M91lzp1u7ww&ab_channel=AsleKnudsen ) – daaraan uiteindelijk te gronde gaan.

Wat te doen?, denk ik ook als ik thuiskom. Morgen moet ik mijn collega’s als dienstdoend hoofd van de delegatie onder ogen komen en die zullen willen weten hoe we voortaan met restaurant PK, te L. in de K-steeg tegenover de P-Kerk om moeten gaan? Moeten we reclameren, er nooit meer naar toe gaan, of zal ik nu toch maar een recensie schrijven? Ik twijfel en wijfel totdat het me ineens in valt. Natuurlijk. Zoals altijd brengt de wereldliteratuur troost en uitkomst. Dit keer de Franse schrijver Joris Karl Huysmans (1848-1907). Een van zijn boeken (Op drift – 1882) handelt over een eenzame ambtenaar, Jean Folantin, die erg lijdt onder de slechte naamADSQAFAlooskwaliteit van de gerechten die de restaurants in zijn wijk hem serveren. Het rumoer en de gesprekken van de mensen die daar rondom hem eten zijn hem ook een kwelling. Eten is een ware helletocht geworden voor deze getergde maagpatiënt. Het etensleed is een zinnebeeld van de zinloosheid en nutteloosheid van het leven, een afgrond van verveling. Maar het loopt goed af. Aan het eind van het boek ziet Folantin de ijdelheid van alles in; het beste is maar zich te laten afdrijven, ‘aller à vau-l’eau’. ‘Go with the flow’, zoals we dat in tegenwoordig in net Nederlands noemen. Ik ga dus gewoon niks doen…welterusten.

About wimvoermans

Meer nog te vinden op http://www.wimvoermans.nl/ en op facebook http://www.facebook.com/wim.voermans.58
This entry was posted in Algemeen, Boeken, Persoonlijk and tagged , , , , , , , , , , , , , . Bookmark the permalink.

Leave a comment

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.