Verscheurde stad

Jeruzalem, nog in het oude jaar op 11 december 2014. De straat waar ik logeer heet Givat Ram, heb ik ergens opgeschreven. Maar dat ga ik natuurlijk weer vergeten. Zoals ik altijd vergeet een kaart te schrijven of foto’s te nemen (of zelfs te filmen) als ik ergens ver weg op bezoek ben. Voor een herinnering hoef je trouwens zelf niet meer te filmen of te fotograferen. Anderen maken veel betere films en foto’s, die ze ook nog delen. Beter kun je je tijd gebruiken om alles goed waar te nemen, om herinneringen te maken. Dat helpt beter dan een portret of selfie; dat soort kinderachtige markeringen, waarmee je via een gefotografeerde geurvlag probeert de plaats waar je was tot de jouwe te maken. Onzin. Kijken, je moet gewoon goed kijken en de plaatsen en indrukken op je in laten werken. Later kan je er heel makkelijk de foto’s en films bij zoeken. Als je tenminste nog weet waar je zat natuurlijk…

Nissim is van 1954, samen met zijn vriend Menashe staat hij elke dag te posten bij het hotel. Vriendelijke, gezellige vroegbejaarden met verweerde koppen. Elke keer als ik naar buiten kom, stappen ze op me af en geven me een hand. Dat heeft te maken met dat ritje van gisteren. Omdat ik Jeruzalem helemaal niet ken, vroeg ik de receptie naar een aardig, eenvoudig restaurant. De gezette receptionist zette een straat en huisnummer op een papiertje. Dat gaf ik vervolgens direct aan de taxichauffeur net buiten het hotel. Nissim naar later bleek. Die zuchtte een beetje, maar reed me toen geduldig en netjes de hele 475 meter verder naar dat restaurant. Ik betaalde daarvoor (later omgerekend) 87 eurocent precies, inclusief tip. Dat vond zelfs ik wat te Nederlands. Toen ik – eenmaal teruggelopen – Nissim weer aantrof bij het hotel vroeg ik hem in een opwelling:

‘Can you bring me back to the airport on Saturday Night?’

‘Airport – yes…’ had hij vriendelijk lachend gezegd. Helemaal naar Tel Aviv was natuurlijk een mooi ritje. Hij had de deur al open gehouden. ‘No, no…Saturday Night, at one’.

Tevreden dat ik zonder dat het me verder iets zou kosten de zaak over dat veel te korte ritje goed had opgelost (die te declareren taxi terug moest ik toch nemen), ging ik vervolgens naar binnen, naar boven, waar ik mijn spulletjes voor de andere dag nakeek. naamlbndafghartjnargnanaoosHet wordt donderdag.

Ook elke keer als ik nu het hotel uitkom, lopen Nissim en Menashe op me af. Wel een keer of vier in totaal. Een hand, een praatje. In het begin ben ik wat overdonderd door zoveel vriendelijkheid. Het zijn twee hele aardige opa’s met hondstrouwe ogen, die je onmiddellijk voor zich innemen. ‘Harrhh..business is bad.’ klagen ze. ‘Turmoil,’ zegt Menashe die, dat heb ik nu pas door, eigenlijk een beetje de rol speelt van tolk voor Nissim, wiens Engels slecht is. Hij gooit zijn hoofd in de richting van de oude stad. ‘De toeristen zijn bang geworden…’

‘Zaterdagavond, ha?’ vraagt Nissim nog een keer. ‘Hoe laat?’

‘Een uur in de ochtend…’

Hij kijkt Menashe aan. ‘Een uur…zondagmorgen toch?’

Menashe vertaalt in het Hebreeuws. ‘Nee na vrijdagavond, zaterdag vroeg in de ochtend.’

‘Oi,oi, no, dat kan niet. Sabbath…’ zegt Nissim. De teleurstelling druipt van zijn gegroefde bruine gezicht.

‘Sorry …,’ zeg ik, terwijl ik uit probeer te rekenen wanneer die Sabbath dan precies begint en eindigt.

‘Dan laat ik je de stad zien’, zegt Nissim. ‘Beste plaatsen mijn vriend. Je moet mijn stad zien.’

‘Ok,’ zeg ik, uit een soort misplaatst schuldgevoel, maar heb er al onmiddellijk spijt van. Ik ben niet zo’n toerist. Niks zo erg als een ‘guided tour’. Enfin, nou ja, toe maar, hem vertrouw ik.

‘Wanneer?’ ‘Vrijdag 10.30?’ (Kan ik rond een uur of twee terug zijn voor mijn skype-afspraak met de studenten, reken ik terug).

Vrijdagmorgen.

Nissim heeft pretogen. Hij heeft er kennelijk zin in. Ik stap in. ‘Lionsgate?’ vraag ik. Ik heb gehoord dat je je daar af moet laten zetten voor een bezoek aan de oude stad.

‘No, no park there…I take you to best places. Bethlehem, Mountain of Olives, Garden of Gethsemane, old town.’

Ik aarzel. ‘Prijs?’ (‘…’) Dat valt eigenlijk best mee. Vort dan maar. Ik gun het hem en hoe ga ik anders in een uur of twee ook maar iets zien? Ik ken de weg hier niet.

Zijn Skoda ruikt muf. Een rommelige vrijgezellenhuiskamer. Er zit een scheur in de voorruit en hij krijgt hem maar slecht gestart. Meer dan 300.000 km op de teller zie ik in de gauwigheid. Er bungelen geurkerstboompjes aan de spiegel, er slingeren overal bonnetjes, bekertjes en flesjes water. En zijn keppeltje.

We rijden. Eerst naar de Olijfberg, want Bethlehem is te ver weg en dan moeten we langs de bordercontrol. Dat duurt te lang.

De plekken waar we naar toe rijden zijn dan wel te verstaan in het soort Engels dat hij spreekt, maar niet de context. Hij kent al die plekken goed. Eerst rijden we naar de top van de Olijfberg. Daar kent hij een vriend. Nissim is geboren in Jeruzalem, overal heeft hij kennissen en vrienden. We moeten wel opschieten. Waarom weet ik niet.

Nissim’s vriend is een Palestijn, die een soevenirshop runt. Een grote. ‘Met hem heb ik op school gezeten,’ zegt Nissim, ‘maar dat gedeelte van Jeruzalem was toen nog van Jordanië.’ Ik word binnen geleid in de winkel van Marwan op de top van de berg – de gedachte is dat ik iets koop.

‘Goede spullen, echt antiek,’ prijst Marwan aan. ‘Nissim is een goede vriend,’ zegt hij als hij me mee naar achteren troont waar hij spul heeft uit opgravingen. ‘Maar zelfs voor goede vrienden zijn het moeilijke tijden.’ Hij laat me spullen zien uit de tijd van koning Herodes. ‘Van echte opgravingen, jazeker,’ beklemtoont hij. Met zijn getrainde koopmansinstinct ruikt hij het echter snel: aan mij gaat hij niets verkopen.  ‘Ja douane zou lastig kunnen worden. Maar ik kan het toe laten sturen.’

Het verrast me dat hij me zo snel laat schieten. Hij legt zijn hand op mijn schouder. ‘Het leven wordt al maar moeilijker hier.’ Nissim die er bij is komen staan, knikt.

‘Het conflict?’, pobeer ik.

‘Ja dat ook, maar daar praten we nooit over,’ zegt Marwan. ‘Oude vrienden kijken niet naar elkaars vrouwen en praten niet over politiek…’

‘Nee dat is niet het enige probleem. Ik zal het je laten zien,’  zegt Nissim.

We geven Marwan een hand en steken de weg over naar de parkeerplaats waar hij de taxi heeft geparkeerd. Het duurt minuten voor de diesel aanslaat. Hij rijdt me naar de top van de Olijfberg, Vanachter de ruit gebaart hij naar de politieauto’s en bussen die zich overal verzamelen.

‘Laten we snel zijn dan kunnen we nog rustig even kijken.’ Er wordt nu al opgeroepen tot het vrijdagmiddaggebed. Daarna..,rellen.  Een hele politiemacht trekt samen met pantserwagens en waterkannonnen. Hun pantser nog besmeurd met verf van vorige incidenten.

‘Elke vrijdag opnieuw, jonge gastjes die het verpesten voor de rest,’ volgens Nissim. ‘Ja en dat van die muur die nu wordt gebouwd. Niet goed,’  zegt hij. ‘Maar ja wat wil je…’ Ik snap niet goed wat hij bedoelt.

Na een steile klim zijn we er. Het uitzicht op de oude stad is adembenemend vanaf de top van de Olijfberg. Nissim wijst met zijn vinger de route die we af zullen leggen. ‘Zo en zo gaan we rijden, daar langs die Dominus Flevitkerk en dan naar de tuin van Gethsemane, dan naar de Zionpoort.’

‘Maar wat was nou het probleem dat je me wilde laten zien?’

‘Americans,’ zegt Nissim. ‘Kijk maar…’ Ik kijk naar de stad en zie niks. Nissim is Joods. Hoe kunnen de Amerikanen nu een probleem zijn? De VS zijn al decennialang de onwankelbare beschermheer van Israël.

‘No,’ zegt Nissim. ‘Je kijkt verkeerd.’ ‘Look down’. mountofolivesamloosBeneden is op de flanken van de Olijfberg een enorme begraafplaats vol platte witte manshoge stenen die zich uitstrekken tot zover het oog reikt. De hele vlakte tegenover de stad is bezaaid met graven. ‘Dat is een probleem,’ zegt Nissim. ‘De Amerikanen kopen alle grond op deze begraafplaats en ze kopen de appartementen in het Joodse kwartier van Jeruzalem. Alles in onze stad is daardoor onbetaalbaar geworden. Mijn kinderen kunnen geen huis meer kopen in de stad, ik kan me geen graf veroorloven op deze heilige berg. Is dit het loon voor alles wat wij hebben meegemaakt? Wij woonden net bij de Leeuwenpoort die er met een kanon werd uitgeblazen. Ons hele huis was kapot in1967. Is dat wat ons rest? Dat je niet meer in je eigen stad kan wonen, er zelf een toerist in wordt? Oi, niet goed, niet goed.’

We rijden door, de Olijfberg af, zwijgend nu even. Hij brengt me langs de kerk waar Jezus gehuild zou hebben over het lot van de stad, die hij ook toen al vanaf die Olijfberg zo mooi panoramisch kon zien liggen. De berg zwermt met religieuze toeristen, die hun biddende vuisten wit knijpen. Dertig katholieke nonnen uit Angola, een groep protestanten met een gids uit Zuid-Korea (die angstvallig de nonnen uit Angola proberen te mijden). Ze loeren wantrouwig naar elkaar. Geen mens die lacht. Bij de tuin van Gethsemane hebben een aantal Russisch-orthodoxen het aan de stok met een groep die zo te zien uit India komt. De Russische priester zingt in de hoek van de tuin met een prachtige Iwan-Rebrov-bassstem voor en de plat op de grond gelegen gelovigen antwoorden hem met hoge sopranenstemmen. Maar ze willen dat iedereen stil is, en dat kan helemaal niet hier in deze drukbezochte tuin waar mensen in grote groepen zij-aan-zij schuifelen.gohistoric_18127_m We rijden verder, naar de Zion-poort en kijken er naar het graf van David. Orthodoxe Joden  bidden en zingen daar fanatiek wiegend met hun lijven. Hun pijpenkrullen zwieren onder de grote zwartvilten hoeden. Verder gaat het dan naar de heilige Grafkerk en de Via Dolorosa. Eerst door de Armeense wijk. ‘No good’ volgens Nissim. ‘Hier niets kopen. Slechte mensen’. (Hoe die daar nu ineens bij komt?) Overal waar we komen strakke en vaak geïrriteerde blikken van mensen die deze stad voor zichzelf en hun geloofsbelijdenis opeisen.  Ze slalommen tussen de handelaren door, gaan plat liggen op de wassteen in de Grafkerk. Ze bekruisen zich, raken alles aan, kussen stenen, besprenkelen zich met iedere druppel vocht die ze aantreffen en sukkelen dan weer voort in een door geloofsdrift ontmenste karavaan van intolerantie, van totale en exclusieve aanspraken op de heiligheid van deze stad.

‘Nu moeten we weg….’ Zegt Nissim.

‘Wordt het te gevaarlijk?’ vraag ik. ‘Nee,’ zegt Nissim, ‘maar je wilde toch om half twee terug zijn?’

Bij het afscheid lacht hij nog eens minzaam. ‘Je bent een goede vriend,’ zegt hij. ‘You understand.’ En dan zet hij me af – voor ongeveer 30 euro meer dan het afgesproken bedrag.

About wimvoermans

Meer nog te vinden op http://www.wimvoermans.nl/ en op facebook http://www.facebook.com/wim.voermans.58
This entry was posted in Algemeen, Persoonlijk and tagged , , , , , , , , , , , , , , , . Bookmark the permalink.

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.